Toen zij die ongelovig zijn de minachting -- de minachting van de tijd van onwetendheid -- in hun harten lieten ontvlammen en God Zijn kalmte op Zijn gezant en op de gelovigen liet neerdalen en maakte dat zij zich aan het woord van de godvrezendheid hielden; zij hadden daar het meeste recht op en waren het waardig. En God is alwetend.