Gij, aan wie de schriften zijn gegeven, gelooft aan hetgeen God u heeft nedergezonden, om uwe geheiligde boeken te bevestigen, alvorens wij de trekken van uwe aangezichten uitwisschen, en die elders heen wenden, of u vervloeken, zoo als wij hen vervloekten, die den sabbathdag schonden, en het bevel van God was volvoerd.