Toen verhoorde hun Heer hen: "Ik laat het werk van iemand van jullie die [goed] doet niet verloren gaan, of het nu een man is of een vrouw; jullie horen bij elkaar. Zij dus die uitgeweken zijn, uit hun woningen verdreven zijn, op Mijn weg tegenspoed geleden hebben, gestreden hebben en gesneuveld zijn, van hen zal Ik de slechte daden kwijtschelden en Ik zal hen tuinen binnen laten gaan waar de rivieren onderdoor stromen; als beloning van God. En God, bij Hem is de goede beloning.