48وَكَأَيِّن مِن قَريَةٍ أَملَيتُ لَها وَهِيَ ظالِمَةٌ ثُمَّ أَخَذتُها وَإِلَيَّ المَصيرُFred LeemhuisEn hoeveel steden heb Ik al niet uitstel gegeven, hoewel zij onrecht pleegden. Toen heb Ik haar gegrepen. En tot Mij is de bestemming.