31وَجَعَلنا فِي الأَرضِ رَواسِيَ أَن تَميدَ بِهِم وَجَعَلنا فيها فِجاجًا سُبُلًا لَعَلَّهُم يَهتَدونَSalomon KeyzerEn wij plaatsten vaste bergen op de aarde, opdat zij zich niet met hen zou bewegen, en wij maakten breede doorgangen er tusschen, voor paden, opdat zij op hunne reizen zouden geleid worden.