Zij zullen u ondervragen omtrent de maandelijksche reiniging der vrouwen. Zeg hun: Dit is een onreinheid. Scheidt u daarom gedurende de maandelijksche reiniging van de vrouwen af; komt haar niet nabij, tot zij gereinigd zullen zijn. Maar als zij gereinigd zijn, gaat dan tot haar, zoo als God u heeft bevolen. Want God bemint hen die berouw hebben en de reinen.