Hij is het, die u op de vaste aarde en op de zee geleidt: als gij u in schepen bevindt en daar mede zeilt door een gunstigen wind, verheugt gij u daarin. En als hen een ongunstige wind overvalt en de golven van alle zijden op hen aankomen, en zij zich door onvermijdelijke gevaren bedreigd zien, roepen zij God aan met een oprecht geloof, zeggende: Waarlijk, indien gij ons van dit gevaar bevrijdt, zullen wij dankbaar zijn.